Bron: Den Uitlaat
CLAAS, van Huckepack tot Xerion
Helmut Claas, oud-directeur, voorzitter van de raad van commissarissen en voorzitter van het aandeelhouderscomité van de Claas-groep, stierf op 5 januari jl. op 94-jarige leeftijd. Het overlijden van deze markante persoonlijkheid is voor Den Uitlaat een uitgelezen moment om hulde te brengen aan deze man die ruim een halve eeuw lang het reilen en zeilen van het bedrijf bepaalde. In dit verhaal willen we de lezers ook laten kennismaken met een minder bekend facet van het bedrijf, namelijk landbouwtrekkers. August Claas, vader van Helmut, Irmgard en Reinhold, droomde er heel zijn leven van om ooit een eigen tractor te bouwen. Ook zijn zoon Helmut had hetzelfde verlangen. Beiden hebben ze lang de boot afgehouden want ze wilden de andere trekkerfabrikanten niet voor het hoofd stoten. Maar tijden veranderen en bedrijven veranderen mee. De meeste constructeurs waren ondertussen full-liners geworden en niets belette Claas om dezelfde weg op te gaan. Met succes trouwens.
In memoriam Helmut Claas
Alles begon met stamvader Franz Claas als die in 1887 in Clarholz, een dorp in Westfalen, een werkplaats opricht voor de productie van ontromers (melkcentrifuges). In 1900 ontwikkelt hij een strobinder waarop hij een patent neemt. In datzelfde jaar begint hij ook een loondorsbedrijf dat in zijn beste jaren werk geeft aan 20 tot 30 arbeiders. In 1913 neemt zijn zoon August Claas het bedrijf over maar richt al een jaar later, samen met zijn broers Bernhard en Franz, de firma ‘Gebrüder Claas’ op. Dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit en de drie zonen van de familie Claas worden opgeroepen voor militaire dienst. Hiermee valt ook het doek over het jonge bedrijf in Clarholz. In 1919, net na het einde van de oorlog kopen de broers een oude steenfabriek in Harsewinkel, eveneens in Westfalen, en beginnen daar de productie van strobinders. In het begin gaat alles nog zeer primitief, voor de aandrijving van de machines gebruiken ze een oude stoommachine die nog uit hun vorige werkplaats stamde en terug opgeknapt werd. In 1921 vraagt Claas een Duits patent aan op een door hen ontwikkelde ‘knoper’ die later het logo van de onderneming wordt. Vanaf dan begint hun zaak ook beter te draaien en worden ze op korte tijd de grootste werkgever in deze landelijke omgeving.
Helmut, zoon van August en Paula Claas werd in 1926 in Harsewinkel geboren, in het kleine familiebedrijf werkten toen al ruim 100 werknemers. Na zijn middelbare studies liep Helmut stage bij enkele metaalbewerkingsbedrijven en volgde ook een praktische opleiding in giettechnieken. Begin jaren vijftig behaald hij aan de universiteit van Hannover zijn ingenieursdiploma in machinebouw Na een aanvullende studie landbouw in de Nationale Landbouwschool in Grignon nabij Parijs nam hij ook het beheer over van de Cedma, destijds de verdeler van alle Claas materiaal in Frankrijk, later werd dat Claas France S.A. In 1958 vervoegde hij het familiebedrijf van zijn ouders in Harsewinkel. In eerste instantie kreeg hij daar de leiding over de afdeling onderzoek en ontwikkeling. Amper 4 jaar later, in 1962, werd hij benoemd tot algemeen directeur (CEO). Helmut Claas zal vanaf dan er alles aan doen om Claas naar de eerste plaats in Europa te loodsen. Daarvoor verlaten ze tijdelijk de lucratieve markt van de balenpersen om zich uitsluitend te concentreren op de maaidorser. Eind jaren zestig stort de Europese verkoop van maaidorsers echter als een kaartenhuisje in elkaar en wordt het uitkijken naar andere mogelijkheden. Gelukkig kon Claas
in die periode de firma Bautz uit Saulgau (Schwaben) overnemen. Bautz bouwde tot in 1962 tractoren maar ook maaidorsers zoals de Titan en was bovendien gespecialiseerd in werktuigen voor de voederwinning. Na de overname in 1969 heeft Claas die maaiers, schudders, harken en opraapwagens aan zijn gamma toegevoegd. In 1970 wordt ook Wilhelm Speiser uit Göppingen overgenomen. Dat bedrijf was vooral bekend voor zijn getrokken trommelhakselaars Jaguar en Rapido. De productie werd naar de voormalige Bautz fabriek in Saulgau overgeheveld. De twee overgenomen bedrijven betekenden een grote meerwaarde voor Claas en was ook het begin van hun stormachtige ontwikkeling. Jaren later, we zijn ondertussen in 2003 neemt Claas alle tractoractiviteiten over van Renault Agriculture in Frankrijk. Een belangrijke stap naar de toekomst van het bedrijf. Door het oprichten van productievestigingen in o.a. Rusland, China en de Verenigde Staten zette ook de mondialisering van Claas zich door. Voor zijn tomeloze inzet ontving Helmut Claas verschillende eredoctoraten van buitenlandse gerenommeerde universiteiten en in 2009 werd hij tot Ridder van het Franse Erelegioen benoemd als erkenning voor zijn inspanningen als pionier van de Frans-Duitse samenwerking. In november 2013 werd hij opgenomen in de Hall of Fame van ‘American Equipment Manufacturers’ (AEM).
Helmut Claas was echter in de eerste plaats een boer. Hij runde een boerderij in East Anglia in Groot-Brittannië waar hij vaak verbleef. Dan maakte hij praatjes met de boeren uit de buurt en had altijd veel belangstelling voor zaken die met het landbouwbedrijf te maken hadden. Hij was bovendien een gepassioneerd jager. Ondertussen heeft de volgende generatie de leiding van de Claas Group al overgenomen. Vandaag de dag stuurt dochter Cathrina Claas-Mühlhäuser als voorzitter van de aandeelhouderscommissie, alle beslissingen en ontwikkelingen van de succesvolle groep van bedrijven aan.
De "Huckepack" ‘all-in one’
August Claas droomde heel zijn leven lang van een eigen trekker, net als zijn zoon Helmut trouwens. De boot werd echter bewust afgehouden bij Claas en dat vonden de andere fabrikanten best goed. Maar de uitzondering bevestigt ook hier de regel.
In de jaren vijftig werkten namelijk de meeste trekkerfabrikanten aan het idee van een multifunctioneel landbouwvoertuig. Een combinatie die in hoofdzaak bestond uit een basisvoertuig en een aantal aanbouw- of opbouwwerktuigen voor de individuele werkzaamheden. De idee achter deze ontwikkeling was dat het basisvoertuig met alle aanbouwdelen incluis goedkoper zou zijn dan telkens opnieuw een zelfrijdende machine te moeten aanschaffen. De basismachine zou bovendien in de loop van het jaar aanzienlijk beter benut kunnen worden. En Claas sprong ook mee op die kar. Op de landbouwbeurs DLG in Hannover in 1956 werd hun Huckepack geïntroduceerd, een ‘tractorachtige’ polyvalente werktuigdrager voor diverse uitrustingsstukken. Bij Claas ging het echter niet uitsluitend om die werktuigdrager, ze zagen het eerder als de overgang naar een zelfrijdende maaidorser. De Huckepack , letterlijk ‘op de rug gedragen’, was dus eigenlijk een gemotoriseerde pakezel voor een Claas maaidorser! Het was wel mooi meegenomen dat die opbouwmaaidorser (met enige moeite) kon afgebouwd worden zodat de ‘pakezel’, bevrijd van zijn last, voor allerlei andere landbouwwerkzaamheden kon worden ingezet. De Huckepack bestond uit een buizenchassis waarop na afbouw van de maaidorser, werktuigen zowel vooraan, achteraan- en onder konden bevestigd worden. Boven op het chassis was er voldoende ruimte voor een laadbak. De machine was uitgerust met een dwarsgeplaatste Hatz eencilindermotor met een inhoud van 1125 cm3 en een vermogen van 13 pk die achteraan naast de bestuurder was geïnstalleerd. De Huckepack was uitgerust met een transmissie 5 V/1 A. Niet alle landbouwers waren echter tevreden over de matige prestaties van die Hatz motor. Na talrijke klachten kreeg de Huckepack in 1958 een luchtgekoelde MWM boxermotor met een vermogen van 14/15 pk. Een aftakas en driepuntshef waren standaard. Ook deze combinatie kende nochtans niet het verhoopte succes, De Huckepack was behoorlijk duur en de afbouw van de maaidorser was tijdrovend zodat de combinatie al in 1960 definitief uit productie werd genomen. Er werden slechts 900 stuks gebouwd, daardoor is de Huckepack tegenwoordig zeer gegeerd door verzamelaars maar bijna niet te vinden. Het project Huckepack was wel de eerste poging van Claas in de ontwikkeling van een eigen tractor, en er zouden nog andere volgen.
De Claas dieselmotor LD-40
Begin jaren vijftig, 1953 om correct te zijn, begint Claas met de ontwikkeling van een eigen dieselmotor voor maaidorsers. Hiermee begaf Claas zich op onbekend terrein. De reden voor de productie van die eigen motor was het ontbreken van geschikte alternatieven op de markt. De destijds beschikbare motoren voldeden niet aan de eisen van de zelfrijdende maaidorsers die bij Claas in ontwikkeling waren. Ze waren ofwel te zwaar, te groot, te zwak of te duur. De doorbraak kwam er dankzij Dr.-Ing. Fritz Schmidt. Vanaf juni 1952 werkte Schmidt als senior designer in het bedrijf. Met zijn ongelooflijke knowhow op het gebied van motorontwikkeling en gesteund door de gebroeders Claas, ontwikkelde hij op korte tijd een viercilinder dieselmotor die de naam LD 40 kreeg.
De letter L staat voor luchtgekoeld, de D voor diesel en 40 voor 4 cilinder. Halverwege de jaren vijftig ging de motor in serieproductie. Ruim 4.200 van deze motoren werden tot 1966 door het bedrijf geproduceerd en ingebouwd in zelfrijdende maaidorsers. Omdat er ondertussen een zescilindermotor voor de maaidorsers beschikbaar was, werd de motorenproductie stopgezet en concentreerde het bedrijf zich volledig op verdere specialisatie in oogsttechnologie.
De JUMBO tractor
Het prototype van de Claas Jumbo-tractor was opnieuw een mijlpaal in de geschiedenis van het bedrijf. Eindelijk was dus zo ver en zou Claas zijn eigen landbouwtrekker krijgen. De motor hadden ze al, het was de door Fritz Schmidt voor maaidorsers ontwikkelde LD-40 motor. De Jumbo werd halverwege de jaren vijftig in Harsewinkel in elkaar geschroefd en dankzij zijn vooruitstrevende technische kenmerken zou hij de concurrentie het nakijken geven zo werd bij Claas gezegd. De Jumbo had een vermogen van 72 pk onder de motorkap dat aanzienlijk meer was dan de krachtigste Lanz-, Deutz-, Hanomag- en Porsche-tractoren van die tijd. Het Jumbo prototype werd aanvankelijk intern ingezet in de fabriek, zodat hij nauwlettend opgevolgd kon worden en eventueel verbeterd waar nodig. Toen de idee van de serieproductie een steeds concretere vorm begon te krijgen, werd het project plots afgeblazen. De Duitse landbouw vroeg nochtans om krachtigere tractoren waarop de gerenommeerde fabrikanten geen antwoord hadden. Het vermogen van hun zwaarste tractoren reikte niet verder dan 60 pk. De Jumbo had dus normen kunnen stellen maar uiteindelijk is de implementatie mislukt. Het blijft gissen hoe de concurrentie zou hebben gereageerd en wat de invloed van de Jumbo geweest zou zijn op de verdere ontwikkeling van de motorisering van de landbouwtechnologie. We zullen het nooit echt te weten komen. De vraag blijft waarom de Jumbo uiteindelijk niet in productie werd genomen! Heinz Hartmeier, oud-medewerker die vroeger mee aan de wieg stond van het project, heeft een goede verklaring waarom de Jumbo het niet verder gebracht heeft dan een prototype. "De vraag naar Claas oogstmachines was destijds zeer groot en dus draaide de fabriek op volle kracht, er was dus gewoon geen ruimte en ook geen tijd voor een andere productlijn", aldus Hartmeier. Een aanvaardbare uitleg die we meer bij Claas hebben gehoord! En wat gebeurde er met de Jumbo? Na een paar jaar in de fabriek te hebben gedraaid, werd hij verkocht aan een tuinbouwbedrijf dat de tractor tot 1992 in gebruik had. Willi Kemper, voormalig plantmanager (en onlangs overleden), zorgde ervoor dat de Jumbo trekker weer in het bezit van Claas kwam. Het jarenlang werken in ondankbare omstandigheden had zijn sporen nagelaten want het plaatwerk van de trekker was in zeer slechte staat en later bleek ook dat de motor veel geleden had. De Jumbo werd dan ergens in een hoekje van de fabriek geparkeerd waar hij jarenlang stof stond te vergaren. Als eerbetoon aan Helmut Claas besloot het management ter gelegenheid van het eeuwfeest van Claas in 2013, het prototype toch te restaureren. Oudgedienden Heinz Hartmeier en Helwig Grüßing kregen de opdracht om de trekker terug in zijn originele staat te zetten. De Jumbo werd stuk voor stuk tot in het kleinste detail gedemonteerd. Geen enkele schroef werd over het hoofd gezien. Studenten van de eigen technische ‘August Claas School’ namen de motor onder handen begeleid door motorspecialist Willi Düpjohann. Ook de transmissie werd uit mekaar gehaald en opnieuw afgesteld, en aan de koppeling en de remmen werden slijtagedelen vervangen. Het grootste deel van de carrosserie- en plaatwerkdelen moest ook vervangen worden omdat de roestschade niet meer te herstellen viel. De eerste en enige Jumbo trekker heeft nu een ereplaats in het Claas ‘Technoparc’ museum in Harsewinkel.
Claas Farmtrac hellingtractor
Iedereen die wat bekend is met de markt voor kleine, veelzijdige speciale tractoren voor de heuvelachtige gebieden, ziet bij de hedendaagse tractoren veel eigenschappen die in de jaren tachtig al bij het ontwerp van de Farmtrac door de ingenieurs van Claas werden gebruikt. Die Farmtrac-hellingtractor moest het "universele werktuig" voor bos- en bergboeren worden. De kleine veelzijdige tractor voor heuvelachtige gebieden is echter nooit in serieproductie gegaan maar in de terreinheftruck Unitrac van Claas zijn wel een aantal elementen uit het Farmtrac-project verwerkt.
Hydrostatische vierwielaandrijving, werken op hellingen tot 70%, kleine draaicirkel, aftakassen voor en achter, grote kantelbeveiliging dankzij het lage zwaartepunt en bovendien een uitgebreid assortiment aan aanbouwwerktuigen. Dat zijn allemaal eigenschappen die tegenwoordig toegeschreven worden aan de huidige generatie speciale trekkers. Al die eigenschappen verschillen echter in niets van die van de Claas Farmtrac die al ruim 40 jaar geleden werd ontwikkeld! Volgens bronnen binnen het bedrijf was ook deze veelzijdige hellingtractor het slachtoffer van het succes van Claas. Het bedrijf had het destijds zo druk met de productie van oogstmachines zodat er geen productiecapaciteit overbleef om daar bovenop ook nog de Farmtrac te produceren.
Claas HSG
Eind jaren zestig begin jaren zeventig haalde Claas met de introductie van het HSG-project het idee van een eigen tractor opnieuw uit de kast. Aanvankelijk zou die HSG enkel gebruikt worden als testvoertuig om een nieuwe hydrostatische transmissie voor maaidorsers te testen, vandaar ook de afkorting HSG (of Hydrostatisches Getriebe). Gezien de onbeperkte mogelijkheden van het voertuig besloot Claas om er een volwaardig project van te maken. Het ontwerp van de trekker met zijn portaalassen, vering op voor-en achteras en een laadbak, doet je spontaan denken aan een mix van een MB-trac en een Unimog,. De bedoeling was dan ook om voor dit project samen te werken met Mercedes-Benz om zo een kosteneffectieve werktuigdrager op basis van Unimog-componenten te ontwikkelen en te bouwen. De verkoop aan de landbouwsector zou via het dealernet van Claas gebeuren, de verkoop aan de overheid (steden en gemeenten) en de bouw via de Unimog dealers.
Vier jaar lang, van 1968 tot 1972, werkten de ingenieurs aan deze tractor Maar tot een gezamenlijke productie is het nooit gekomen, Mercedes hield het op een bepaald ogenblik voor bekeken en ook Claas stopt door een gebrek aan middelen, het hele project voor enkele jaren in de lade. Echter tot ieders verrassing introduceerde Mercedes een paar maanden later met succes de concepttrekker MB-trac die speciaal voor de land- en bosbouw werd ontwikkeld. Het idee van Claas om een eigen trekker te bouwen was even uitgesteld maar zeker nog niet vergeten.
Het ‘Project 207’ en de Xerion
In 1978 was het weer zo ver want toen richtte Helmut Claas persoonlijk een ontwikkelingsteam op voor een project waaruit jaren later de zware tractor Xerion zou groeien. Claas had ondertussen al een paar jaar onderzoek gedaan naar een nieuw type van een Amerikaanse continu variabele power-split transmissie - de Dual Mode-Responder Transmission of DMT van Sundstrand met de bedoeling om die te gebruiken bij de ontwikkeling van een multifunctionele tractor. Eerst moest worden onderzocht in hoeverre die DMT-transmissie, die in de V.S. al enkele jaren in bussen, vrachtwagens en terreinwagens werd gebruikt geschikt was voor een multifunctionele trekker. Het project werd daarom aanvankelijk intern het ‘DMT-testvoertuig project’ genoemd. Nils Fredriksen had de leiding van dit uiterst geheim project. Het team kreeg als belangrijkste opdracht een moderne systeemtractor te ontwikkelen die in zijn basisfunctie zou kunnen worden gebruikt als een volwaardige tractor. Een bijkomende eis van Helmut Claas was dat het voertuig moest uitgerust zijn met een continu variabele transmissie. Er werden verschillende transmissies ontwikkeld en getest maar uiteindelijk viel de keuze op de HM-8 gebaseerd op een patent van Jarchow, de Duitse specialist in power split systems en bij Claas gebouwd. Deze HM-8 is een hydrostatisch-mechanische power-split versnellingsbak met acht rijbereiken die onder belasting volautomatisch en traploos instelbaar zijn. Na lang wikken en wegen kreeg het team de goedkeuring van Helmut Claas om deze transmissie in een aantal testvoertuigen uit te testen. Vanaf het begin werden er een aantal testvoertuigen gebouwd en onder allerlei omstandigheden met diverse uitrusting met wisselend succes getest. In 1985 had het team van Frederiksen uiteindelijk een prototype klaar waarmee ze naar buiten konden treden. Deze werktuigdrager was uitgerust met een MAN-motor met een vermogen van 280 pk/205 kW en een HM-8 traploze transmissie. Om ook onder zware omstandigheden te kunnen presteren werd voor de machine een nieuwe besturing op punt gesteld. Beide assen waren bestuurbaar hierdoor kon de machine op vier verschillende manieren bestuurd worden: vierwielbesturing, voorasbesturing, achterasbesturing en de zogenaamde hondengang of krabbesturing. Die grote wendbaarheid resulteerde in een draaicirkel van slechts 10,5 meter. Een bijzonder kenmerk van de trekker was zijn hydraulisch roterende cabine die 180 graden kan draaien en op 3 verschillende posities kan geplaatst worden. Zo staat de cabine in de middenpositie bij het vooruitrijden, midden op het achterdeel van de trekker bij het achteruitrijden of over het midden van de trekker boven de wielen. De plaatsing van de bedieningsorganen verandert daarbij niet. Bij het achteruitrijden kan de cabine ook nog hydraulisch omhoog gezet worden zodat de bestuurder nog een beter zicht heeft op de werktuigen.
Vijftien jaar na het startschot van het nieuwe project, in november 1993 -ook het jaar dat de Renault trekkerafdeling door Claas werd overgenomen- presenteerde Claas op de Feldtage het prototype van de Xerion 2500 uitgerust met een Mercedes 6-cil. Turbodiesel en met de HM-8 versnellingsbak. Later kwam er een verbeterde versie van de Xerion 2500. In 1995 werd de nieuwe grotere Xerion 3000 geïntroduceerd. Het duurde nog tot 1997 vooraleer deze modellen in productie gingen. Beide trekkers hadden een 8,7 liter motor met turbo en intercooler met een vermogen van 183,5 kW (250 pk) voor de Xerion 2500 en 220 kW (300 pk) voor de Xerion 3000. Ook hadden beide trekkers een CVT versnellingsbak met een maximale snelheid van 40 km/u. Verschillende Duitse fabrikanten bouwden ook werktuigen die speciaal voor de Xerion werden ontwikkeld zoals mesttanks, meststrooiers en zaaimachines zodat de systeemtrekker het jaar rond kan worden ingezet.
Twee jaar later, in 1999, kreeg de Xerion 2500 een vermogen van 194,5 kW /265 pk en de Xerion 3000 231,2 kW/315 pk.
In 2004 gingen de Xerion 2500 en Xerion 3000 met Perkins-motor uit productie en werden ze vervangen door de zwaardere Xerion 3300 Trac van 245,9 kW /335 pk en de Xerion 3800 Trac van 278,2 kW /379 pk met een 8,8 liter Caterpillar motor en een ZF Ecom versnellingsbak. De Xerion modellen waren vanaf 2004 leverbaar in 3 uitvoeringen; De standaard Trac uitvoering met vaste cabine, de Trac-V met draaibare cabine en de Saddle Trac met vaste cabine op de vooras.
De huidige modellen zijn allemaal uitgerust met een ZF-transmissie zoals die in alle standaardtractoren van Claas wordt gebruikt.