De fabrikant van de GeDé trekker was Machinefabriek Geurtsen uit Deventer. De twee beginletters van GEurtsen en DEventer vormen dan ook de naam van het trekkermerk. Het bedrijf J.G.A. Geurtsen werd in 1926 opgericht als fabrikant van haarden annex constructiewerkplaats. Geurtsen had destijds dan ook niet de minste binding met de landbouw. Vanaf 1945 nam de zaak ook uitvoering van het machineonderhoud en engineering van de Ankersmit Textielfabrieken op zich. Hiermee werd de basis gelegd voor het ontwerpen van specialistische machines. In dezelfde periode vestigde de fabriek zich aan de Molenbelt in Deventer. Wegens de grote vraag naar olie- en waterafscheiders werd die Molenbelt locatie op termijn echter te klein en verhuisde de fabriek in 1978 naar een historisch pand van de Koninklijke Verenigde Tapijtfabriek aan de Smyrnastraat waar ze nog steeds gevestigd zijn. Geurtsen had nooit de intentie om landbouwtrekkers te gaan bouwen maar als eind jaren veertig begin jaren vijftig ( de moeilijke jaren direct na de Tweede Wereldoorlog) de voedselvoorziening in Nederland te wensen overlaat en de landbouwmechanisatie nog grotendeels in de kinderschoenen staat besluit de toenmalige minister van landbouw Sicco Mansholt ( de latere Europese landbouwcommissaris) daar iets aan te doen. Hoewel Machinefabriek Geurtsen, zoals hoger al vermeld, geen activiteiten in de landbouw had, kregen ze van het ministerie van Landbouw de vraag of ze bereid waren een Nederlandse landbouwtrekker te produceren. De minister van Landbouw zou hen daarvoor financiële steun (subsidies) verlenen.
Ambitieus plan met weinig toekomst
Het was een uiterst ambitieus plan want in eerste instantie was het de bedoeling om verschillende trekkermodellen te bouwen die zouden uitgerust worden met één-, twee-, drie- en viercilindermotoren. De trekkers moesten allemaal volgens hetzelfde concept gebouwd worden en uitgerust met luchtgekoelde Deutz motoren. Met deze motoren had men elders al goede ervaringen opgedaan want niet alleen Deutz, ook andere bekende fabrikanten zoals Kramer en Eicher betrokken hun motoren van de Keulse fabriek. De GéDé trekkers waren ‘confectietrekkers’, trekkers dus waarvan de meeste onderdelen (motoren, assen, transmissies,…) werden aangekocht bij derden en in de fabriek als een bouwdoos samengevoegd. Het plaatwerk zoals spatborden en motorkap plus nog wat kleine onderdelen werden bij Geurtsen zelf vervaardigd.
In 1955 werden de eerste prototypes gebouwd en werd de trekker ook op de landbouwbeurs voorgesteld. De serieproductie startte in 1956 met twee verschillende uitvoeringen, namelijk het type GeDe 20 dat uitgerust was met een luchtgekoelde tweecilinder dieselmotor Deutz F2L612 met een inhoud van 1.526 cm3 en een vermogen van 18/22 pk en een GeDe 11 met een luchtgekoelde eencilinder dieselmotor Deutz F1L612 met een vermogen van 11 pk. Beide trekkers hadden een Hurth transmissie met 5 versnellingen vooruit en één versnelling achteruit en een koppeling van Fichtel & Sachs. Standaard werden de trekkers zonder hef geleverd, een opbouwhef van Bosch was wel tegen meerprijs verkrijgbaar. De standaardkleur van de trekkers was rood maar voor een dealer in Friesland werden er ook een beperkt aantal in het groen geleverd. De door het ministerie van Landbouw beloofde subsidies bleven echter achterwege waardoor het project al snel in de (financiële) problemen kwam. Bovendien had de buitenlandse concurrentie ook niet stilgezeten en kwamen met beter uitgeruste tractoren op de markt. Door het uitblijven van de beloofde financiële steun en de zwakke concurrentiele positie werd de trekkerproductie bij Machinefabriek Geurtsen uiteindelijk al na een jaar noodgedwongen stopgezet. Van de GeDe 20 werden in totaal 130 exemplaren gebouwd, van de GeDe 11 slechts 20. Van de rest van het project, namelijk de modellen met drie –en viercilinders is nooit iets in huis gekomen. Van de twee gebouwde trekkermodellen bestonden er verschillende varianten hoewel de verschillen bijna verwaarloosbaar zijn. Zo zijn er uitvoeringen met- en zonder het plaatje op de flank waarop staat ‘luchtgekoeld’ en de Nederlandse vlag. Omdat de meeste onderdelen van buitenaf werden betrokken speelde de aankoopprijs een grote rol, soms werden dezelfde onderdelen zoals bijv. het stuur en de koplampen bij diverse leveranciers aangekocht zodat ook daar verschillen optraden. Het afblazen van de trekkerproductie was voor Machinefabriek Geurtsen niet direct een groot probleem, ze concentreerden zich vanaf dan weer gewoon op hun andere activiteiten. De machinefabriek bestaat trouwens nog steeds. Zij maken tegenwoordig installaties voor de chemische en farmaceutische industrie, voor de grafische en textielindustrie als ook voor de vleesverwerkende nijverheid (www.mfgeurtsen.nl ).
De GeDe 11
De eerste eigenaar van de hier voorgestelde GeDe 11 was een molenaar die met de trekker het graan en meel vervoerde tussen boerderij en molen. De trekker werd na jaren dienst verkocht aan een melkveehouder uit het plaatsje Honthem in Nederlands-Limburg. Die melkveehouder gebruikte de trekker om op de weide de melkmachine aan te drijven. Enkele jaren later kocht de melkveehouder een nieuw melksysteem en werd de trekker afgeschreven. Zeven jaar lang stond hij weg te roesten in een schuurtje. Daar werd de trekker zeventien jaar geleden toevallig ontdekt door de huidige eigenaar Patrick Van Proeveren en van de ondergang gered. Het plaatwerk, vooral de motorkap en spatborden, waren door het veelvuldig en hardhandig contact met het melkvee flink toegetakeld. Motorisch was hij nog goed in orde want al na één keer starten sloeg de motor aan. Patrick en zijn vader hebben de Gede uit elkaar gehaald behalve de versnellingsbak, achteras en motor omdat die in orde waren. De versleten koppeling werd door een nieuwe vervangen net als de drukgroep. Een stel nieuwe banden maakten de uitrusting compleet. De motorkap en de spatborden werden uitgedeukt, geplamuurd, geschuurd en gezandstraald en in de grondverf gezet. De juiste kleurstelling van de eindlaag bepalen was wel een hele klus. Alles bij mekaar heeft het toch twee jaar geduurd vooraleer de trekker weer in zijn oorspronkelijke staat was hersteld. Nu komt hij alleen uit de schuur met goed weer en om deel te nemen aan oldtimerbijeenkomsten.
ILLUSTRATIES
Foto 1: Het historisch pand in Deventer waar Geurtsen nog altijd is gevestigd.
Foto 2: Een originele folder van de Gédé 20 trekker uit 1955.
Foto 3: Een niet gerestaureerde GéDé 20 met maaibalk. Het front van de motorkap is wit afgebiesd, of dit origineel in fabriek is gebeurd weten we niet.
Foto 4: Een GéDé 20 met maaibinder.
Foto 5: Deze mooie, door Patrick Van Proeveren gerestaureerde GéDé 11 is een zeldzame trekker. Er zijn van dit model slechts 20 exemplaren gebouwd!
Foto 6: De standaardkleur van de GéDé trekkers was rood, voor een dealer in Friesland werden er ook enkele exemplaren in het groen geleverd.
Foto 7:Een GéDé 20 trekker met ardappelrooier. De GéDé 20 had 5 V/1 A versnellingen en een 540 t/min aftakas.
Foto 8 :
Merk Gede
Type Gédé 11
Fabrikant Geurtsen Deventer
Motor Deutz
Type F1L612
Aantal cilinders 1
Boring / slag 90 x 120 mm
Inhoud 763 cm3
Koeling lucht
Toerental/ minuut 2100
Vermogen 11 pk (8.25 KW)
Transmissie Hürth
Aantal versnellingen 5 V/1A
Banden achter 11.2 - 24 (standaard 7.30 – 24)
Banden voor 5.50 - 16 (standaard 4.00 – 16)
Gewicht 830 kg
Bouwjaar 1956
Herkomst Nederland