Tractoren Geschiedenis

Oilpull Rumely

Advance – Rumely en zijn  legendarische OilPull

Meinrad Rumely, de stichter van het Rumely concern,  werd geboren in Baden (D) in 1823. Na een dispuut met een overste tijdens zijn militaire dienstplicht in het keizerlijke leger- hij zou een slag van een pistoolkolf gekregen hebben- , immigreert hij in 1848 op  25-jarige leeftijd  naar de Verenigde Staten. Gedurende een jaar of vier trekt hij kriskas door het immense land. Tijdens zijn vele omzwervingen had hij verschillende jobs, één daarvan was bij een fabrikant van dorsmachines. Dit waren zijn eerste contacten met een branche die het verdere verloop van zijn leven zou bepalen.

 

Spoorwegwagons, dorskasten en stoommachines

Meinrad Rumely vestigt zich uiteindelijk in 1852  in La Porte in de staat Indiana. Dat had te maken met de aanleg van een spoorweg van Chicago naar Toledo, en voor het uitbaten van een spoorweg waren er natuurlijk spoorwegwagons en andere machines nodig nodig. Daarom  richt Meinrad in 1853 samen met zijn broer Jacob (John in het Engels) de M & J Rumely Company op. In het begin een kleine werkplaats, later uitgebreid met een gieterij waar o.a. spoorwegwagons en machines voor de suikerrietoogst worden gebouwd. Nog later worden er ook stalen, door paarden getrokken dorskasten en stropersen gebouwd. Ook andere kleinere landbouwmachines en werktuigen zoals maïskolvenpellers, melk- en graanseparatoren staan op het programma. Rond die periode beginnen de stoommachines erg aan populariteit te winnen zodat Rumely besluit om ook daar een graantje mee te pikken. In 1872 bouwt de onderneming haar  eerste mobiele stoommachine waarmee o.a. landbouwmachines kunnen worden aangedreven. In 1882 koopt Meinrad zijn broer uit en in 1887 wordt de firmanaam gewijzigd in M. Rumely Company. In 1895 worden de eerste ‘traction engines’ of locomobielen gebouwd. Meinrad Rumely overlijd in 1904 maar zijn zonen Joseph en William zetten de zaak verder. Joseph’s zoon Edward, die het vak van zijn grootvader leerde, studeerde aan de Europese universiteiten van Oxford en Heidelberg. In deze laatste stad komt Edward in contact met Rudolf Diesel waardoor zijn interesse voor de verbrandingsmotor werd gewekt. In 1907 keerde hij terug naar La Porte waar hij geleidelijk aan het leiderschap van de firma overneemt. Edward’s grootste wens was om een betrouwbare tractor te ontwikkelen. Hoewel de M. Rumely Company zijn omzet voornamelijk haalde uit de productie van stoomtractoren, was het bedrijf vooruitziend genoeg om in te zien dat de landbouwsector nood had aan vernieuwing. De oplossing lag volgens hen in een tractor met verbrandingsmotor, en liefst een motor die op een goedkope brandstof kon lopen. De meeste verbrandingsmotoren uit die tijd liepen immers op benzine (of ‘gas’ zoals de Amerikanen die brandstof noemen) en die benzine was behoorlijk duur. Edward’s oom William bracht hem in contact met John Secor die al sinds 1885 experimenteerde met motoren die op ‘olie’ konden lopen. Secor was geobsedeerd door de idee om een tractor uit te rusten met een verbrandingsmotor die misschien wel zijn patent zou dragen. In 1908 weet Rumely John Secor, samen met zijn neef William Higgins, naar La Porte te lokken. Daar beginnen ze, ondersteund door een team ingenieurs van de M. Rumely Company aan de bouw van een landbouwtrekker. Nauwelijks 10 maanden later was het eerste prototype gereed. Na succesvolle tests in 1909, ging de nieuwe trekker een jaar later in productie in een gloednieuwe fabriek in La Porte. De OilPull, bijgenaamd ‘Kerosine Annie’ was geboren, en het hart van de tractor was de Secor-Higgins carburator.

 

Expansiedrift begin van de ondergang

Vanaf 1910 begint het bedrijf aan een nooit geziene expansie die Advance-Rumely enkele jaren later naar de afgrond zal leiden. Zo neemt Rumely in 1911 de Advance Tresher Company over gevolgd door Gaar-Scott & Company uit Richmond. Deze laatste was een gerenommeerd fabrikant van stoommachines, dorsmachines en enkele benzinetrekkers. De Gaar-Scott machines werden tot in 1914 nog onder eigen naam verkocht, daarna verdween de naam en werd alles onder de Rumely merknaam verkocht. Maar nog was de honger van Rumely niet gestild. In 1912 wordt de Northwest Tresher Company uit Stillwater overgenomen en de American-Abel Engine & Tresher Company uit Toronto (Canada). Northwest Tresher was niet alleen een dorsmachinefabrikant, door de overname van de Universal Tractor Company (eveneens uit Stillwater) waren ze in het bezit gekomen van een landbouwtrekker, namelijk de Universal 20-40 die uitgerust was met een tweecilinder benzinemotor. Het was een vrij lichte en succesvolle trekker die al verschillende jaren in productie was. Door de overname van Northwest Tresher kreeg Rumely er ineens een tweede trekker bij die, tegen de principes van Rumely in, dan nog op benzine liep ook! Omdat deze benzinetrekker ongeveer hetzelfde vermogen had als de OilPull trekker werd de trekker omgedoopt tot GasPull 15-30. De  GasPull 15-30 bleef in productie tot in 1917.  Omdat rond die periode de vraag naar lichtere trekkers toenam probeerde Rumely, na de fusie met Advance Tresher Company omgedoopt tot Advance Rumely, ook die markt te veroveren. Een eerste poging deden ze in 1916 met de Ideal-Pull.  Deze ‘lichtere’ (3 ton!)  Ideal-Pull trekker was uitgerust met een verticale viercilinder motor in lijn met koeling door middel van een radiator en ventilator. De trekker , met een vermogen van 16 of 24 pk, had twee grote voorwielen waarvan slechts één werd aangedreven, en een achterwiel waarmee werd gestuurd. De werktuigen zoals ploegen, schoffels en andere werktuigen werden onder het chassis opgehangen. Door het omkeren van de rijrichting kon de trekker ook als ‘gewone’ trekker gebruikt worden. De Do-ALL, naar een ontwerp van Toro Motor Co uit Minneapolis, was uitgerust met een Waukesha L-viercilinder motor in lijn met een vermogen van 21,6 pk aan de riemschijf bij 1.400 omwentelingen per minuut. Het speciale aan deze DoALL trekker was dat deze kon omgebouwd worden tot een zware éénassige cultivator. De (zeer zeldzame) Rumely 6A was uitgerust met een 'vierkante' Waukesha zescilinder motor met Zenith carburator. De motor had een vermogen van 33,5 pk aan de trekhaak en 48,5 aan de riemschijf. De markt van de lichtere trekkers was ondertussen echter sterk geëvolueerd en ook de economische crisis gooide roet in het eten. Advance Rumely was door de talrijke overnames financieel erg verzwakt waardoor er niet volop geïnvesteerd kon worden in nieuwe producten. In 1931 viel het doek en werd Advance Rumely overgenomen door Allis Chalmers wat tevens het einde betekende van de trekkerproductie. Allis Chalmers zelf werd later Deutz-Allis dat op zijn beurt werd overgenomen door Agco.

Goedkope brandstof

Wat de OilPull onderscheidt van andere landbouwtrekkers uit die tijd, is zijn vermogen om zwaardere, dus goedkopere brandstoffen te verbranden. De toen gangbare brandstof voor verbrandingsmotoren was immers benzine, ook toen al één van de duurdere brandstoffen. De OilPull motor draaide op kerosine, in die tijd ook wel ‘coal oil’ genoemd. De Secor-Higgins carburator breekt de kerosine in een soort mist van fijne druppeltjes. Eens gecomprimeerd, wordt het mengsel aangestoken door een elektrische vonk, afkomstig van een bougie. De OilPull motor ligt daarmee qua werkwijze ergens tussen een benzinemotor en een dieselmotor. Het op een economische wijze verbranden van kerosine werd dus mogelijk gemaakt door de speciaal ontwikkelde carburator en een hogere compressieverhouding. Deze laatste bracht wel met zich mee, dat de motor bij zwaardere belasting begon te kloppen (ook wel ‘pingelen’ of ‘dieselen’ of ‘detoneren’ genoemd). Hierbij gaat het mengsel voortijdig ontbranden en vormen zich op verschillende plaatsen vlamfronten die als het ware met elkaar in botsing komen en het kloppend effect veroorzaken. De oplossing hiervoor is vrij eenvoudig: het bijvoegen van water zodat het mengsel eerder ‘koel’ blijft en slechts aangestoken wordt door de elektrische vonk van de ontsteking. De Secor-Higgins carburator bevatte dus een tweede menger voor het vernevelen van water. Daarbij zorgt het water voor een complete en dus meer zuivere verbranding. Door de elektrisch vonk vindt er tevens elektrolyse plaats, waarbij het water wordt opgesplitst in waterstof en zuurstof. Beide komen de verbranding ten goede. Het water wordt pas bijgevoegd onder hoge belasting, en precies hierin schuilt de kracht van de carburator: de mogelijkheid om de verhouding kerosine, lucht en water continu te variëren en aan te passen aan de omstandigheden. Het resultaat is een langdurige en geleidelijke verbranding (of ‘duw’ op de zuiger) in plaats van een korte, scherpe klop. De toevoeging van water zorgt voor een extra vermogen van 15% . Wie dus dacht, dat waterinjectie enkel bij opgedreven tractormotoren voor trekkertrek  populair is heeft het grondig mis! De hogere verbrandingstemperatuur noodzaakte de constructeur wel om een ander koelmedium dan water te gebruiken, en de naam OilPull verraadt het al: het koelmedium is olie. Bijkomende voordelen van olie als koelmedium zijn: trillingsdempend, niet vorstgevoelig, en roestwerend.

 

Heavy weights’ en ‘light weights’

De eerste lijn van OilPull tractoren waren de ‘heavy weights’ of zwaargewichten. Het frame bestond uit zware U-balken waarop de motor bevestigd was. Deze lijn bevatte vijf types: de 15-30 F, later geüpgraded naar 18-30  (overigens de enige 1-cylinder in de OilPull lijn), de 14-28 H, later geüpgraded naar 16-30, de 12-20 K, de 20-40 G en de 30-60 E. In het type zit het vermogen aangegeven, bv. 20-40 wil zeggen: 20 pk op de wielen en 40 pk aan de riemschijf. In 1924 werden de ‘lightweights’ of lichtgewichten geïntroduceerd. Kenmerkend voor deze lijn zijn onder andere het hogere motortoerental en een frame uit geperste stalen platen. De vier types in deze lijn zijn: 15-25 L, 20-35 M, 25-45 R, en 30-60 S. Het eind van de jaren ’20 toe betekende de opmars van de lichte en handige ‘row-crop’ tractor. In een laatste poging om het toen verouderde OilPull ontwerp nog nieuw leven in te blazen werden de lichtgewichten geüpgraded naar de ‘Superpowers’. Toerental en vermogen werden nog een beetje opgevoerd, en volgende modellen werden geboren: 20-30 W, 25-40 X, 30-50 Y en 30-60 Z.

 

 De 25-40 X ‘Superpower’ in  de kijker

Het type 25-40 X is een Superpower, deze mooi gerestaureerde trekker is eigendom van Marcel Peumans, een zeer bekend en gepassioneerd OilPull verzamelaar uit Limburg. Zijn 25-40 X werd gebouwd in 1928 en was bestemd voor export naar Canada. Het is niet bekend waar precies deze OilPull zijn werkjaren heeft doorgebracht, maar zeker is dat hij in de jaren tachtig van vorige eeuw door een voormalig Rumely dealer in Ontario gekocht en opgeknapt werd. Eind jaren negentig maakte hij de 'grote oversteek' en kwam terecht in Engeland. Zijn toenmalige eigenaar vond hem  met zijn 4200 kg te zwaar om mee te nemen naar oldtimershows en zo kwam het dat hij in 2007 naar Limburg verhuisde. De trekker is uitgerust met een 2-cilindermotor van 9,9 liter en heeft een opgegeven vermogen van 25/40 pk (volgens de Amerikaanse officiële Nebraska test n° 143 is het vermogen echter 38,7/50 pk). De transmissie heeft 3V/1A versnellingen. Zoals alle OilPulls wordt ook deze 25-40 X gekenmerkt door zijn vierkante radiator. De ‘Superpowers’ hadden bijkomend nog een expansietank, die op de radiator zit. Het starten gebeurt met een hendel die scharnierend achter het vliegwiel bevestigd is en die ingrijpt in inkepingen in het vliegwiel. Om kunnen over te nemen tussen twee inkepingen, zonder dat het vliegwiel terug loopt, is er een vliegwielrem voorzien. Omdat de motor niet op de zwaardere brandstoffen te starten is, werd een kleine benzinetank met handpomp voorzien. Hiermee kan een kleine hoeveelheid benzine in de inlaat verneveld worden, wat voldoende is om de motor doen aan te slaan. Daarna loopt hij verder op zijn normale brandstof. Door zijn vinnige motor en goede wendbaarheid was de X een zeer geliefde trekker om mee te ploegen. Er zouden zelfs in de jaren ’80 nog ploegwedstrijden hebben plaatsgevonden in de USA, waarbij een X kon wedijveren met andere trekkers in zijn klasse. Als men de verbruikte hoeveelheid water niet meerekende, was de X zelfs nog zuiniger.

                                                                         Frans Vanbaelen

Gerelateerd

Tags

Oilpull Rumely, oilpull, Rumely

Delen

  • Recent
  • Popular
  • Tag
  • Het korte bestaan van de GéDé tractor

    Het korte bestaan van de GéDé tractor

    0 Comments

    Nederlandse trekkermerken, je kan er waarschijnlijk niet direct een noemen maar ze hebben wel degelijk bestaan. In de eerste plaats denken we dan vooral aan Brons en GéDé die toch behoorlijk wat trekk...
  • Ford TW: Europeaan met Amerikaanse roots

    Ford TW: Europeaan met Amerikaanse roots

    0 Comments

    Ford TW: Europeaan met Amerikaanse roots *Tekst: Jan Ebinger,  Beeld: Jan Ebinger & Maarten Martens & Davy Tandt In 1979 lanceert Ford Motor Company tijdens de Sima de TW-serie. De d...
  • Geschiedenis van PZ Geldrop

    Geschiedenis van PZ Geldrop

    0 Comments

    Het was in 1937 ten tijde van de economische crisis dat Piet Zweegers van baron Van Tuyll van Serooskerken 5000 gulden leende om zich uit te kunnen kopen bij het noodlijdende GELRIA; Genoemd naar Geld...
  • Chamberlain, een tractorfabrikant  uit  Australië

    Chamberlain, een tractorfabrikant uit Australië

    0 Comments

    Een klein vraagje: wat  is het resultaat als men een Chamberlain ‘Champion MK II’ uit 1960 en een Fiat 50 rupstrekker uit 1950  sloopt en vakkundig samengevoegd tot é&eacu...