De firma Heinrich Lanz uit Mannheim is zonder twijfel één van de grootste Duitse pioniers op het gebied van de landbouwmachine- en trekkerindustrie. De oorsprong van het bedrijf gaat terug tot 1859 wanneer Heinrich Gotlieb Lanz in de vestiging in Mannheim een afdeling opricht voor de verkoop van landbouwmachines (de hoofdzetel was toen nog in Friedrichshafen). In een eerste fase worden vooral landbouwwerktuigen en machines uit Engeland geïmporteerd maar later ook uit de Verenigde Staten. In 1867 vond Heinrich Lanz dat zijn tijd gekomen was om met een beperkt aantal medewerkers zelf machines en werktuigen te gaan bouwen. Van kleine regionale fabrikant groeide het bedrijf al snel uit tot een belangrijke speler op de Duitse markt. Naast de productie van een aantal kleine werktuigen en manuele dorsmachines begon Lanz in 1879 met de productie van stoommachines en locomobielen. Vóór die datum werden locomobielen van o.a. Clayton & Shuttleworth en Fowler ingevoerd uit Engeland. Naast dorsmachines behoorden locomobielen dan ook tot de hoofdbedrijvigheid van de firma. In 1910 bouwde Lanz een locomobiel met een voor die tijd uitzonderlijk vermogen van 1.000 pk. Deze machine werd zelfs in 1910 op de Wereldtentoonstelling in Brussel tentoongesteld. De productie van stoommachines werd in 1926 opgeheven na de productierechten aan de firma Wolf in Maagdenburg te hebben verkocht. Totaal werden er 35.500 stuks gebouwd. Naast de bouw van stoommachines en dorsmachines werden net vóór en tijdens de Eerste Wereldoorlog ook een aantal luchtschepen gebouwd, beter bekend als ‘Zeppelins’.
De Landbau-Motor: de landbouwtrekker krijgt vorm
Hoewel Lanz begin vorige eeuw met zijn 3000 medewerkers een florerend bedrijf was, was er op landbouwgebied in Duitsland weinig veranderd. De landbouwmechanisatie stond om zo te zeggen nog in haar kinderschoenen. Vóór de eerste wereldoorlog was er in Duitsland en dus ook bij Lanz in Mannheim amper sprake van een trekkerproductie. Bij het begin van de 20ste eeuw werden er wel hier en daar in Duitsland motorploegen ingezet. Zeer logge en zware machines waarbij de ploeg en het aandrijfgedeelte één geheel vormden. Karl Lanz, die na het overlijden van zijn vader Heinrich in 1905 de leiding had over het bedrijf, was echter meer geïnteresseerd in de hakenfrees die in 1905 door de Hongaar Karl Köszegi was ontwikkeld en in Duitsland als ‘Landbau-Motor System Köszegi’ bekendheid kreeg. In 1911 verwerft Lanz het patent en gaat de machine nog dat jaar zonder wijzingen in productie. Een jaar later werd al een volledig hertekend model uitgebracht dat al meer de allures van een trekker had. In 1914, bij het uitbreken van de oorlog, wordt een nieuwe versie geïntroduceerd die aangedreven werd door een viercilindermotor van 80 pk. Bij deze trekker kon de frees verwijderd worden waardoor het een echte trekker werd. Hij was bovendien met een riemschijf uitgerust zodat hij kon ingezet worden voor het aandrijven van stationaire dorsmachines. Tijdens de 4 jaar dat de oorlog duurde wordt de productie van de civiele trekker gestaakt maar op basis van de ‘Landbau-Motor’ worden er o.a. artillerietrekkers met rupsaandrijving en transporttrekkers gebouwd. Deze militaire versies waren uitgerust met Otto motoren waarvan de zwaarste zelfs een vermogen van 120 pk hadden. Toch werden de ‘civiele’ ontwikkelingen niet helemaal stopgezet want tijdens deze moeilijke jaren zouden er ruw geschat een 300-tal trekkers gebouwd zijn. Na de oorlog wordt de productie van de Landbau-Motor terug hervat en de militaire uitvoeringen die niet meer konden afgeleverd worden werden zo goed als mogelijk omgebouwd tot landbouwtrekker. De nieuwe trekkers kregen als typebenaming LC, LCH en LCM die, bij een aangepaste versie, begin jaren 20 opnieuw veranderd werden in LD en LDM. De trekker was, dankzij opgedane ervaringen met de artillerietrekkers, op veel punten grondig verbeterd. Ook het uiterlijk had een grote gedaanteverandering ondergaan. Van de Landbau-Motor, die tot 1926 in productie bleef, werden bij benadering 1500 exemplaren gebouwd. Deze verbeteringen resulteerden in 1921 in de ‘Feldmotor’ Type FMD. De trekker was verkrijgbaar in een 20, 25 en 38 pk versie. Hij werd aangedreven door een, speciaal voor deze trekker ontwikkelde viercilindermotor. De motor, met Bosch ontsteking, had een regulateur die het toerental constant hield en een carburateur die toeliet om zowel op benzine, benzol of petroleum te rijden. De Feldmotor, die tot de modernste uit die periode wordt gerekend, was niet alleen voor de landbouw ontwikkeld maar ook voor de bosbouw en wegtransport. Zo behoorden een geveerde voor- en achteras, een riemschijf met een diameter van 350 mm en een windas tot de standaarduitrusting.
De Feldmotor
Nog tijdens de oorlogsjaren, namelijk in 1916, was Fritz Huber in dienst gekomen bij Lanz. Hij had al naam gemaakt als motorontwerper voor andere bedrijven en had zo de gloeikopmotor leren kennen die tot dan alleen in de scheepvaart werd gebruikt. Bij Lanz wou hij zich uitsluitend bezighouden met de ontwikkeling van een landbouwtrekker met gloeikopmotor. In 1921 is het zo ver en kan Lanz niet zonder enige fierheid het prototype van een ééncilinder gloeikopmotor voorstellen. De als ‘Bulldog’ bekende motor wordt een instant succes zodat bij een deel van het personeel (afdeling benzinemotoren) de vrees ontstond dat de ‘bulldog’ op termijn alle benzinemotoren zou verdringen. Begin jaren 20 was het echter nog niet zover, want wat de Bulldog motor ontbrak was vermogen. Met zijn 12 pk kon hij niet op tegen de 38 pk van de benzinemotoren. Lanz besloot daarom de Feldmotor met een spaarzame en veel sterkere gloeikopmotor uit te rusten maar die moest dan nog wel ontworpen worden! Huber werd op de job gezet en als hij er in zou slagen die motor op korte tijd te ontwikkelen, dan was de toekomst van de Feldmotor verzekerd. Huber was wel beperkt door de vorm, de bouwwijze en de inbouwmaten van de bestaande trekker zodat het design van de 12 pk Bulldog niet kon overgenomen worden. Huber ontwerpt een staande tweetakt tweecilinder gloeikopmotor die qua werking veel op de liggende Bulldog motor lijkt. De motor heeft een vermogen van 38 pk. Beide cilinders zijn in één blok gegoten en de motor is in de lengterichting op het chassis bevestigd. Krukas, drijfstang en zuigers kunnen langs onder uitgebouwd worden. Beide cilinders bezitten één gemeenschappelijk kop die aan de rechterzijde over de cilinderwand uitsteekt. Aan de onderzijde zijn de gloeikoppen zo opgesteld dat ze tegelijkertijd kunnen opgewarmd worden. Een probleem dat nooit bevredigend werd opgelost was de afstelling van beide brandstofpompen in vrijloop (ralentie). Bij ongelijke of verminderde brandstoftoediening viel namelijk de ontsteking van een van de cilinders dikwijls weg met als ongewenst effect het snel afkoelen van die cilinder. De Feldmotor met de nieuwe gloeikopmotor kon vanaf 1923 gekocht worden en bleef in productie tot midden 1925
De Felddank
De Feldmotor trekker met de nieuwe gloeikopmotor wordt eveneens in 1923 geïntroduceerd als ‘Felddank FHD’. Die ‘FHD’ stond voor ’Felddank –Huber-Dienst’. Hij was in 2 uitvoeringen verkrijgbaar, namelijk een akkerbouwversie met stalen wielen en een transportuitvoering met volle rubberbanden. In 1926 wordt de productie van alle ‘carburateur’ trekkers stopgezet en wordt de Felddank in het Bulldogprogramma geïntegreerd. De typeaanduiding ’FHD’ wordt veranderd in ‘HA’ wat staat voor Huber-Ackerfeldddank’. In 1927 gaat de Felddank definitief uit productie. De vrijgekomen capaciteit wordt volledig benut voor de bouw van de HR-2 ‘Grossbulldog’ ,de trekker die in Duitsland voor een echte omwenteling zorgde in de landbouw. Van de Felddank werden er 2000 stuks gebouwd, toch is het een zeldzame verschijning. Er zouden maximaal een vijftal exemplaren de schroothoop overleefd hebben. De mooi gerestaureerde Felddank bij dit artikel is één van die ‘gelukkigen’. Hij werd gebouwd in 1925 en stamt uit de collectie Oskar Vogel. De trekker is permanent tentoongesteld in het Deutsches Traktoren Museum in Paderborn. Enkele jaren geleden was deze Felddank nog een opmerkelijke gast op de Vooroorlogse tractorenshow in het Nederlandse Bergeijk
Technische gegevens FELDDANK FHD
Merk Lanz
Type Felddank FHD
Motor Lanz 2-takt gloeikop
Aantal cil. 2
Inhoud 12.475 cm3
Boring x slag 190 x 220 mm
Vermogen 38 pk
Brandstof Diesel
Koeling water
Transmissie 3V/1A
Gewicht ca. 4.563 kg
Bouwjaar 1925-1927
Herkomst Duitsland
Frans Vanbaelen